Articles

Chapter One-Darwin's Pangenesis: A Theory of Everything?

Dit hoofdstuk bespreekt Darwin ‘ s The Origin of Species en het bijbehorende volume The Variation of Animals and Plants under Domestication. Het is in het tweede grote boek dat Darwin nam een breed overzicht van de hele waaier van variatie en erfelijkheid, en ontwikkelde zijn Pangenese, een uitgebreide celtheorie en een Verenigde genetische theorie die zijn theorie van evolutie zou versterken en verklaart de talrijke verschijnselen van het leven. De essentiële aanname van Pangenesis is het bestaan van geërfde deeltjes of molecules genoemd gemmules, en hun productie door cellen in elk stadium van ontwikkeling. Hij nam aan dat naast de gewone cellulaire afdeling, cellen ook talrijke en minuscule gemmules konden “afwerpen”, die in staat waren tot zelfreplicatie en rust, diffusie van cel naar cel of circulatie door het lichaam, modificatie door de effecten van gebruik en onbruik of omgevingsveranderingen, vereniging met ontluikende cellen, aggregatie in knoppen en kiemcellen, en transmissie van ouder naar nageslacht. Door zijn Pangenesis verklaarde Darwin niet alleen de algemene verschijnselen met betrekking tot overerving, variatie, ontwikkeling en reproductie, maar ook de overerving van verworven karakters, prepotentie, kruisiging van transplantaten, omkering, regeneratie, xenia, telegonie, transpositie, geslachtsgebonden overerving, de overerving en niet-overerving van verminking, en vele andere feiten. Darwin noemde Pangenesis zijn “geliefde kind”, en geloofde vast dat het “op een dag waar zal worden!”