Articles

Overwintering

zie ook: Insect winterecologie

in de entomologie is overwintering hoe een insect het winterseizoen passeert. Veel insecten overwinteren als volwassenen, poppen of eieren. Dit kan worden gedaan in gebouwen, onder boomschors, of onder gevallen bladeren of ander plantaardig materiaal op de grond, onder andere plaatsen. Al deze overwinteringsplaatsen beschermen het insect tegen ongunstige omstandigheden die verband houden met de winter. De activiteit wordt bijna volledig stopgezet totdat de omstandigheden gunstiger worden. Een voorbeeld is de rouw mantel vlinder, die voordelen ondervindt om te overwinteren op de gewenste locaties door als een van de eerste vlinders te verschijnen na een koude winter. Een ander voorbeeld zijn de eieren van de rups van de bostent die stevig op boomtakken overwinteren. Andere insecten, zoals de monarchvlinder, trekken en overwinteren in warmere gebieden. Daarnaast overwintert de spookvlinder als larve. De zwavel, gevonden over een breed geografisch gebied, overwintert gedurende 7 maanden om te wachten op de ontwikkeling van hun larve waardplanten. Een andere unieke vlinder, de grote witte, overwintert alleen in Zuid-Eurazië; ze overwinteren niet elders. Sommige soorten van parasitaire conopide vliegen, zoals P. tibialis, zijn bekend om te overwinteren in het lichaam van hun bij/wespengastheren voordat ze in het voorjaar verschijnen. De koninginnen van de geelkophommel (Bombus vosnesenskii) zullen overwinteren en dan vroeg in het vluchtseizoen tevoorschijn komen om de best beschikbare ondergrondse nesten te verkrijgen. Tot slot, vele soorten van Lasioglossum, waaronder L. hemichalceum (een gewone zweetbij) overwintert in ondergrondse nesten alvorens in het voorjaar te verschijnen om nieuwe kolonies te beginnen.