Articles

Phosphatides

Assessment | Biopsychology | Comparative |Cognitive | Developmental | Language | Individual differences |Personality | Philosophy | Social |
Methods | Statistics |Clinical | Educational | Industrial |Professional items |World psychology |

Biological:Gedragsgenetica * Evolutionaire Psychologie * Neuroanatomie · neurochemie · Neuroendocrinologie · neurowetenschappen · Psychoneuroimmunologie · fysiologische Psychologie * Psychofarmacologie(Index, Outline)

File:Phospholipid.svg

Fosfolipid

polaire groep van het molecuul, rood gemarkeerd.
De U geeft het niet-geladen hydrofobe gedeelte van het molecuul aan, blauw gemarkeerd.

bestand:Fosfatidyl-Choline.svg

fosfatidylcholine is de belangrijkste component van lecithine. Het is ook een bron voor choline in de synthese van acetylcholine in cholinerge neuronen.

fosfatiden of fosfolipiden zijn een klasse van lipiden en zijn een belangrijk bestanddeel van alle biologische membranen. Alle fosfolipiden bevatten een diglyceride, een fosfaatgroep en een eenvoudige organische molecule zoals choline. Ze zijn een soort molecuul. Zij vormen een lipide bilayer binnen een celmembraan.

inhoud

  • 1 Amfipathisch karakter
  • 2 Zie ook
  • 3 Referenties

Amfipathisch karakter

de ‘achterkant’ van een fosfolipide is hydrofiel (aangetrokken door water) en de lipofiele (vaak hydrofobe) ‘staarten’ water afstoten. Wanneer geplaatst in water, vormen fosfolipiden een verscheidenheid van structuren afhankelijk van de specifieke eigenschappen van de fosfolipide. In biologische systemen komen de fosfolipiden vaak voor met andere moleculen (bijv. eiwitten, glycolipiden, cholesterol) in een dubbellaag zoals een celmembraan. Lipide bilagen optreden wanneer lipofiele staarten lijn tegen elkaar, het vormen van een membraan met hydrofiele hoofden aan beide zijden naar het water.

dit membraan is gedeeltelijk doorlatend, kan elastisch bewegen, en heeft vloeibare eigenschappen, waarin ingebedde eiwitten (integrale of perifere eiwitten) en fosfolipide moleculen in staat zijn om lateraal te bewegen. Dergelijke beweging kan door het vloeibare Mozaïekmodel worden beschreven, dat het membraan als een mozaïek van lipidemoleculen beschrijft die als oplosmiddel voor alle substanties en proteã NEN binnen het fungeren, zodat zijn de proteã nen en lipidemoleculen dan vrij om lateraal door de lipidenmatrix te verspreiden en over het membraan te migreren. Cholesterol draagt bij aan membraanvloeiing door het samen verpakken van fosfolipiden te belemmeren. Dit model is nu echter vervangen, omdat door de studie van lipidenpolymorfisme nu bekend is dat het gedrag van lipiden onder fysiologische (en andere) omstandigheden niet eenvoudig is.