Articles

SEROQUEL 100 mg filmomhulde tabletten

aangezien Seroquel verschillende indicaties heeft, dient het veiligheidsprofiel te worden overwogen met betrekking tot de diagnose van de individuele patiënt en de toegediende dosis.

pediatrische patiënten

Quetiapine wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar, vanwege een gebrek aan gegevens om het gebruik in deze leeftijdsgroep te ondersteunen. Klinische onderzoeken met quetiapine hebben aangetoond dat naast het bekende veiligheidsprofiel dat is vastgesteld bij volwassenen (zie rubriek 4.8), bepaalde bijwerkingen vaker voorkwamen bij kinderen en adolescenten dan bij volwassenen (verhoogde eetlust, verhogingen van serumprolactine, braken, rhinitis en syncope) of andere implicaties kunnen hebben voor kinderen en adolescenten (extrapiramidale symptomen en prikkelbaarheid) en er werd een vastgesteld die niet eerder is gezien in onderzoeken bij volwassenen (verhoogde bloeddruk). Veranderingen in schildklierfunctietesten zijn ook waargenomen bij kinderen en adolescenten.

Bovendien zijn de veiligheidsimplicaties op lange termijn van behandeling met quetiapine op de groei en rijping niet onderzocht na 26 weken. De implicaties op lange termijn voor cognitieve en gedragsontwikkeling zijn niet bekend.

in placebogecontroleerde klinische onderzoeken met kinderen en adolescente patiënten werd quetiapine geassocieerd met een verhoogde incidentie van extrapiramidale symptomen (EPS) in vergelijking met placebo bij patiënten behandeld voor schizofrenie, bipolaire manie en bipolaire depressie (zie rubriek 4.8).

suïcide / suïcidale gedachten of klinische verergering

depressie bij bipolaire stoornis wordt geassocieerd met een verhoogd risico op suïcidale gedachten, zelfbeschadiging en suïcide (suïcide-gerelateerde voorvallen). Dit risico blijft bestaan totdat significante remissie optreedt. Aangezien het mogelijk is dat er gedurende de eerste weken of langer van de behandeling geen verbetering optreedt, dienen patiënten nauwlettend gevolgd te worden totdat een dergelijke verbetering optreedt. Het is algemene klinische ervaring dat het risico op suïcide kan toenemen in de vroege stadia van herstel.

daarnaast dienen artsen rekening te houden met het potentiële risico op suïcide-gerelateerde voorvallen na abrupt staken van de behandeling met quetiapine, vanwege de bekende risicofactoren voor de te behandelen ziekte.

andere psychiatrische aandoeningen waarvoor quetiapine wordt voorgeschreven, kunnen ook in verband worden gebracht met een verhoogd risico op suïcide gerelateerde voorvallen. Bovendien kunnen deze aandoeningen comorbide zijn met depressieve episoden. Dezelfde voorzorgsmaatregelen die zijn genomen bij de behandeling van patiënten met depressieve episoden dienen daarom in acht te worden genomen bij de behandeling van patiënten met andere psychiatrische stoornissen.

patiënten met een voorgeschiedenis van suïcidegerelateerde voorvallen, of patiënten die vóór het begin van de behandeling een significante mate van suïcidale gedachten vertonen, hebben een groter risico op suïcidale gedachten of suïcide-pogingen en dienen tijdens de behandeling nauwlettend gevolgd te worden. Een meta-analyse van placebogecontroleerde klinische studies met antidepressiva bij volwassen patiënten met psychiatrische stoornissen toonde een verhoogd risico op suïcidaal gedrag met antidepressiva in vergelijking met placebo bij patiënten jonger dan 25 jaar.

nauwlettend toezicht op patiënten, en in het bijzonder patiënten met een hoog risico, dient gepaard te gaan met de medicamenteuze behandeling, vooral in het begin van de behandeling en na dosiswijzigingen. Patiënten (en verzorgers van patiënten) moeten worden gewaarschuwd voor de noodzaak om te controleren op elke klinische verslechtering, suïcidaal gedrag of gedachten en ongebruikelijke veranderingen in gedrag en om onmiddellijk medisch advies in te winnen als deze symptomen zich voordoen.

in kortdurende placebogecontroleerde klinische onderzoeken bij patiënten met depressieve episoden bij bipolaire stoornis werd een verhoogd risico op suïcide-gerelateerde voorvallen waargenomen bij jongvolwassenen (jonger dan 25 jaar) die met quetiapine werden behandeld in vergelijking met degenen die met placebo werden behandeld (respectievelijk 3,0% VS.0%). Een retrospectieve populatiestudie van quetiapine voor de behandeling van patiënten met depressieve stoornis toonde een verhoogd risico op zelfbeschadiging en zelfmoord bij patiënten in de leeftijd van 25 tot 64 jaar zonder een voorgeschiedenis van zelfbeschadiging tijdens het gebruik van quetiapine met andere antidepressiva.

metabole risico

gezien het waargenomen risico op verslechtering van hun metabole profiel, waaronder veranderingen in gewicht, bloedglucose (zie hyperglykemie) en lipiden, dat werd waargenomen in klinische studies, moeten de metabole parameters van patiënten worden beoordeeld op het moment dat de behandeling wordt gestart en moeten veranderingen in deze parameters regelmatig worden gecontroleerd gedurende de behandeling. Verergering van deze parameters dient te worden behandeld zoals klinisch aangewezen (zie ook rubriek 4.8).

extrapiramidale symptomen

in placebogecontroleerde klinische studies met volwassen patiënten werd quetiapine geassocieerd met een verhoogde incidentie van extrapiramidale symptomen (EPS) in vergelijking met placebo bij patiënten behandeld voor depressieve episoden bij bipolaire stoornis (zie rubrieken 4.8 en 5.1).

het gebruik van quetiapine is in verband gebracht met de ontwikkeling van acathisie, gekenmerkt door een subjectieve onplezierige of verontrustende rusteloosheid en de behoefte om te bewegen, vaak vergezeld van het onvermogen om stil te zitten of stil te staan. Dit is het meest waarschijnlijk binnen de eerste weken van de behandeling. Bij patiënten die deze symptomen ontwikkelen, kan verhoging van de dosis schadelijk zijn.

tardieve dyskinesie

als tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie optreden, dient dosisverlaging of stopzetting van quetiapine te worden overwogen. De symptomen van tardieve dyskinesie kunnen verergeren of zelfs optreden na het staken van de behandeling (zie rubriek 4.8).

slaperigheid en duizeligheid

behandeling met Quetiapine is in verband gebracht met slaperigheid en gerelateerde symptomen, zoals sedatie (zie rubriek 4.8). In klinische studies voor de behandeling van patiënten met bipolaire depressie begon de behandeling gewoonlijk binnen de eerste 3 dagen van de behandeling en was deze voornamelijk van lichte tot matige intensiteit. Bij patiënten die slaperigheid van ernstige intensiteit ervaren, kan het nodig zijn vaker contact op te nemen gedurende minimaal 2 weken vanaf het begin van de slaperigheid, of totdat de symptomen verbeteren en het kan nodig zijn de behandeling te staken.

orthostatische hypotensie

behandeling met Quetiapine is in verband gebracht met orthostatische hypotensie en gerelateerde duizeligheid (zie rubriek 4.8) die, net als slaperigheid, gewoonlijk begint tijdens de initiële dosistitratieperiode. Dit kan het voorkomen van ongevallen (vallen) verhogen, vooral bij ouderen. Daarom dient patiënten geadviseerd te worden om voorzichtig te zijn totdat ze bekend zijn met de mogelijke effecten van de medicatie.

Quetiapine moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met bekende cardiovasculaire aandoeningen, cerebrovasculaire aandoeningen of andere aandoeningen die predisponeren voor hypotensie. Dosisverlaging of meer geleidelijke titratie dient te worden overwogen als orthostatische hypotensie optreedt, met name bij patiënten met een onderliggende cardiovasculaire aandoening.

slaapapneusyndroom

slaapapneusyndroom is gemeld bij patiënten die quetiapine gebruiken. Bij patiënten die gelijktijdig antidepressiva van het centrale zenuwstelsel gebruiken en die een voorgeschiedenis hebben van of een risico lopen op slaapapneu, zoals patiënten met overgewicht/obesitas of mannen, moet quetiapine met voorzichtigheid worden gebruikt.

convulsies

in gecontroleerde klinische studies was er geen verschil in de incidentie van convulsies bij patiënten behandeld met quetiapine of placebo. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de incidentie van convulsies bij patiënten met een voorgeschiedenis van convulsies. Zoals bij andere antipsychotica is voorzichtigheid geboden bij de behandeling van patiënten met een voorgeschiedenis van epileptische aanvallen (zie rubriek 4.8).

maligne neurolepticasyndroom

maligne neurolepticasyndroom is in verband gebracht met behandeling met antipsychotica, waaronder quetiapine (zie rubriek 4.8). Klinische manifestaties omvatten hyperthermie, veranderde mentale toestand, spierrigiditeit, autonome instabiliteit en verhoogde creatinefosfokinase. In een dergelijk geval moet quetiapine worden gestaakt en moet een geschikte medische behandeling worden gegeven.

ernstige neutropenie en agranulocytose

ernstige neutropenie (neutrofielentelling <0,5 x 109/L) is gemeld in klinische studies met quetiapine. De meeste gevallen van ernstige neutropenie traden op binnen enkele maanden na aanvang van de behandeling met quetiapine. Er was geen duidelijke dosisrelatie. Tijdens postmarketingervaring waren sommige gevallen fataal. Mogelijke risicofactoren voor neutropenie zijn een reeds bestaand laag aantal witte bloedcellen (WBC) en een voorgeschiedenis van geneesmiddelgeïnduceerde neutropenie. Sommige gevallen traden echter op bij patiënten zonder reeds bestaande risicofactoren. Quetiapine moet worden gestaakt bij patiënten met een neutrofielentelling <1,0 x 109 / L. patiënten moeten worden geobserveerd op tekenen en symptomen van infectie en het aantal neutrofielen moet worden gevolgd (tot deze 1,5 x 109/L overschrijden) (zie rubriek 5.1).

neutropenie dient overwogen te worden bij patiënten met infectie of koorts, in het bijzonder bij afwezigheid van duidelijke predisponerende factor(en), en dient behandeld te worden zoals klinisch aangewezen.

patiënten dient geadviseerd te worden om tijdens de behandeling met Seroquel onmiddellijk melding te maken van tekenen/symptomen die wijzen op agranulocytose of infectie (bijv. koorts, zwakte, lethargie of keelpijn). Dergelijke patiënten dienen onmiddellijk een WBC-telling en een absolute neutrofielentelling (ANC) te laten uitvoeren, vooral bij afwezigheid van predisponerende factoren.

Anti-cholinerge (muscarine) effecten

Norquetiapine, een actieve metaboliet van quetiapine, heeft een matige tot sterke affiniteit voor verschillende muscarinereceptorsubtypes. Dit draagt bij tot bijwerkingen die een weerspiegeling zijn van anticholinerge effecten wanneer quetiapine wordt gebruikt in de aanbevolen doses, bij gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen met anticholinerge effecten en bij overdosering. Quetiapine moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten die geneesmiddelen krijgen met anticholinerge (muscarine) effecten. Quetiapine moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met een huidige diagnose of een voorgeschiedenis van urineretentie, klinisch significante prostaathypertrofie, darmobstructie of aanverwante aandoeningen, verhoogde intraoculaire druk of nauwekamerhoekglaucoom (zie rubrieken 4.5, 4.8, 5.1 en 4.9).

interacties

zie rubriek 4.5.

gelijktijdig gebruik van quetiapine met een sterke leverenzyminductor zoals carbamazepine of fenytoïne verlaagt de plasmaconcentraties van quetiapine aanzienlijk, wat de werkzaamheid van de behandeling met quetiapine kan beïnvloeden. Bij patiënten die een leverenzyminductor krijgen, mag de behandeling met quetiapine alleen worden gestart als de arts van mening is dat de voordelen van quetiapine opwegen tegen de risico ‘ s van het verwijderen van de leverenzyminductor. Het is belangrijk dat elke verandering in de inductor geleidelijk plaatsvindt en indien nodig wordt vervangen door een niet-inductor (bv. natriumvalproaat).

gewicht

gewichtstoename is gemeld bij patiënten die met quetiapine zijn behandeld en dient te worden gecontroleerd en behandeld zoals klinisch aangewezen overeenkomstig gebruikte richtlijnen voor antipsychotica (zie rubrieken 4.8 en 5.1).

hyperglykemie

hyperglykemie en/of ontwikkeling van of exacerbatie van diabetes, in enkele gevallen geassocieerd met ketoacidose of coma, is zelden gemeld, waaronder enkele met een fatale afloop (zie rubriek 4.8). In sommige gevallen is een eerdere toename van het lichaamsgewicht gemeld, wat een predisponerende factor kan zijn. Adequate klinische controle wordt aanbevolen in overeenstemming met de gebruikte richtlijnen voor antipsychotica. Patiënten die behandeld worden met een antipsychoticum, waaronder quetiapine, dienen te worden geobserveerd op tekenen en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie, polyfagie en zwakte) en patiënten met diabetes mellitus of met risicofactoren voor diabetes mellitus dienen regelmatig gecontroleerd te worden op verslechtering van de glucosecontrole. Het gewicht moet regelmatig worden gecontroleerd.

lipiden

stijgingen van triglyceriden, LDL en totaal cholesterol en dalingen van HDL-cholesterol zijn waargenomen in klinische onderzoeken met quetiapine (zie rubriek 4.8). Lipidenveranderingen dienen klinisch adequaat behandeld te worden.

QT-verlenging

in klinische onderzoeken en gebruik in overeenstemming met de SPC werd quetiapine niet geassocieerd met een aanhoudende toename van absolute QT-intervallen. In postmarketing werd QT-verlenging gemeld met quetiapine bij de therapeutische doses (zie rubriek 4.8) en bij overdosering (zie rubriek 4.9). Zoals bij andere antipsychotica is voorzichtigheid geboden wanneer quetiapine wordt voorgeschreven aan patiënten met hart-en vaatziekten of met een familiegeschiedenis van QT-verlenging. Ook is voorzichtigheid geboden wanneer quetiapine wordt voorgeschreven met geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze het QT-interval verlengen of met gelijktijdige neuroleptica, met name bij ouderen, bij patiënten met een congenitaal verlengd QT-syndroom, congestief hartfalen, hypertrofie van het hart, hypokaliëmie of hypomagnesiëmie (zie rubriek 4.5).

cardiomyopathie en myocarditis

cardiomyopathie en myocarditis zijn gemeld in klinische onderzoeken en tijdens postmarketingervaring, maar er is geen causaal verband met quetiapine vastgesteld. De behandeling met quetiapine moet opnieuw worden beoordeeld bij patiënten met vermoedelijke cardiomyopathie of myocarditis.

ernstige Huidbijwerkingen

ernstige huidbijwerkingen (littekens), waaronder Stevens-Johnson syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN) en geneesmiddelreacties met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) die levensbedreigend of fataal kunnen zijn, zijn zeer zelden gemeld bij behandeling met quetiapine. Littekens algemeen aanwezig als een combinatie van de volgende symptomen: uitgebreide huiduitslag of exfoliatieve dermatitis, koorts, lymfadenopathie en mogelijke eosinofilie. Als zich tekenen en symptomen voordoen die op deze ernstige huidreacties kunnen wijzen, moet quetiapine onmiddellijk worden gestaakt en moet een alternatieve behandeling worden overwogen.

ontwenningsverschijnselen

Acute ontwenningsverschijnselen zoals slapeloosheid, misselijkheid, hoofdpijn, diarree, braken, duizeligheid en prikkelbaarheid zijn beschreven na abrupt stoppen met quetiapine. Het wordt aanbevolen om de behandeling geleidelijk af te bouwen over een periode van ten minste één tot twee weken (zie rubriek 4.8).

oudere patiënten met dementiegerelateerde psychose

Quetiapine is niet goedgekeurd voor de behandeling van dementiegerelateerde psychose.

in gerandomiseerde placebogecontroleerde studies met sommige atypische antipsychotica bij dementiepopulatie is een ongeveer 3 maal hoger risico op cerebrovasculaire bijwerkingen waargenomen. Het mechanisme voor dit verhoogde risico is niet bekend. Een verhoogd risico voor andere antipsychotica of andere patiëntenpopulaties kan niet worden uitgesloten. Quetiapine dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met risicofactoren voor een beroerte.

in een meta-analyse van atypische antipsychotica is gemeld dat oudere patiënten met dementiegerelateerde psychose een verhoogd risico op overlijden hebben in vergelijking met placebo. In twee 10 weken durende placebogecontroleerde quetiapine-onderzoeken bij dezelfde patiëntenpopulatie (n=710); gemiddelde leeftijd: 83 jaar; bereik: 56-99 jaar) was de incidentie van mortaliteit bij met quetiapine behandelde patiënten 5,5% versus 3,2% in de placebogroep. De patiënten in deze onderzoeken stierven aan verschillende oorzaken die in overeenstemming waren met de verwachtingen voor deze populatie.

oudere patiënten met de ziekte van Parkinson (PD)/parkinsonisme

een retrospectieve populatiestudie van quetiapine voor de behandeling van patiënten met MDD toonde een verhoogd risico op overlijden tijdens het gebruik van quetiapine bij patiënten met >65 jaar. Deze associatie was niet aanwezig toen patiënten met PD uit de analyse werden verwijderd. Voorzichtigheid is geboden als quetiapine wordt voorgeschreven aan oudere patiënten met PD.

dysfagie

dysfagie (zie rubriek 4.8) is gemeld met quetiapine. Quetiapine moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met een risico op aspiratiepneumonie.

obstipatie en darmobstructie

constipatie is een risicofactor voor darmobstructie. Constipatie en darmobstructie zijn gemeld met quetiapine (zie rubriek 4.8). Dit omvat fatale meldingen bij patiënten met een hoger risico op darmobstructie, waaronder patiënten die meerdere gelijktijdig toegediende geneesmiddelen krijgen die de darmmotiliteit verminderen en/of mogelijk geen symptomen van constipatie melden. Patiënten met darmobstructie/ileus moeten worden behandeld met nauwkeurige controle en dringende zorg.

veneuze trombo-embolie (VTE)

gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) zijn gemeld met antipsychotica. Aangezien patiënten die met antipsychotica worden behandeld vaak verworven risicofactoren voor VTE vertonen, moeten alle mogelijke risicofactoren voor VTE vóór en tijdens de behandeling met quetiapine worden geïdentificeerd en preventieve maatregelen worden genomen.

Pancreatitis

Pancreatitis is gemeld in klinische studies en tijdens postmarketingervaring. Onder postmarketingmeldingen, hoewel niet alle gevallen werden verward door risicofactoren, hadden veel patiënten factoren waarvan bekend is dat ze geassocieerd zijn met pancreatitis, zoals verhoogde triglyceriden (zie rubriek 4.4), galstenen en alcoholgebruik.

aanvullende informatie

Quetiapine gegevens in combinatie met valproaat of lithium bij acute matige tot ernstige manische episodes zijn beperkt; combinatietherapie werd echter goed verdragen (zie rubriek 4.8 en 5.1). De gegevens toonden een additief effect aan in week 3.

Lactose

Seroquel tabletten bevatten lactose. Patiënten met de zeldzame erfelijke aandoeningen galactose-intolerantie, totale lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken.

misbruik en misbruik

gevallen van misbruik en misbruik zijn gemeld. Voorzichtigheid kan nodig zijn bij het voorschrijven van quetiapine aan patiënten met een voorgeschiedenis van alcohol-of drugsmisbruik.